Box 3-heffing

Op 26 juni 2015 heeft de staatssecretaris van Financiën besloten om de bezwaarschriften tegen

Lees meer

Box 3-heffing

25 juli 2019

Op 26 juni 2015 heeft de staatssecretaris van Financiën besloten om de bezwaarschriften tegen aanslagen inkomstenbelasting waarbij sprake is van belastbaar inkomen in box 3 aan te wijzen als massaal bezwaar.

Het gaat dus alleen om de vraag of de box 3-heffing op spaarsaldi zodanig is dat deze op stelselniveau in strijd zou komen met het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 1 EP EVRM). De persoonlijke en individuele omstandigheden van de belastingplichtige spelen hierbij geen rol.

Het gaat om de bezwaarschriften waarop op 26 juni 2015 nog geen uitspraak is gedaan en die zijn ingediend tot en met de dag voorafgaande aan de dagtekening van deze collectieve uitspraak.

De Hoge Raad is van oordeel dat het destijds door de wetgever in het forfaitaire stelsel van box 3 voor een lange reeks van jaren veronderstelde (nominale) rendement van 4% voor de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau niet meer haalbaar was zonder dat belastingplichtigen daar (veel) risico voor hoeven te nemen. Dit oordeel wil nog niet zeggen dat de box 3-heffing op stelselniveau in strijd is met artikel 1 EP EVRM. Daarvoor is vereist dat belastingplichtigen voor de jaren 2013 en 2014 worden geconfronteerd met een zogenoemde buitensporig zware last. Gelet op de overwegingen over de haalbaarheid van het 4% rendement en de buitensporig zware last oordeelt de Hoge Raad dat de heffing van box 3 op stelselniveau een schending van artikel 1 EP EVRM vormt als het nominaal gemiddeld rendement, dat zonder (veel) risico’s haalbaar is, lager is dan 1,2% (4% van 30%). Wanneer sprake is van een dergelijke schending van artikel 1 EP EVRM op stelselniveau dan levert dit een rechtstekort op waarin niet kan worden voorzien zonder op stelselniveau keuzes te maken. Nu deze keuzes niet voldoende duidelijk uit het stelsel van de wet zijn af te leiden, past de rechter ten opzichte van de wetgever terughoudendheid bij het voorzien in zo’n rechtstekort op stelselniveau, aldus de Hoge Raad. Voor ingrijpen van de rechter op stelselniveau is in beginsel dus geen plaats. Het gevolg is dat de Hoge Raad de aanslagen inkomstenbelasting in stand laat.

Gelet op voornoemd oordeel van de Hoge Raad wijst de inspecteur alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaarschriften collectief af.

Bron: Ministerie van Financiën | jurisprudentie | St.crt. 2019, 40085, 19 juli 2019 nr. 2019-112145 | 25-07-2019

Het laatste nieuws

Betaalde rente voor ex niet aftrekbaar

13 februari 2025

Een man blijft na de scheiding in de voormalige echtelijke woning wonen en neemt de volledige

Lees meer

Mag de Belastingdienst aanmaningskosten in rekening brengen aan een buitenlands belastingplichtige?

13 februari 2025

Een Nederlands echtpaar, dat buiten Nederland woont en Nederlands belastingplichtig is, ontving in 2020

Lees meer

Btw-vrijstelling voor thuistest

13 februari 2025

Een bv biedt testkits aan, waarmee afnemers zich kunnen laten testen op soa’s. De bv werkt samen met een

Lees meer

Geen zelfstandigenaftrek voor ondernemer, die ook werkt voor de bv van de partner

13 februari 2025

Een ondernemer heeft recht op de zelfstandigenaftrek als hij voldoet aan het urencriterium. Dat houdt in,

Lees meer