Conclusie A-G over belastingheffing in box 3: systeem deugt niet

Het systeem van belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting ging in de jaren 2001 tot en met 2016

Lees meer

Conclusie A-G over belastingheffing in box 3: systeem deugt niet

11 november 2021

Het systeem van belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting ging in de jaren 2001 tot en met 2016 uit van een vast rendement over het vermogen van 4%. De wetgever meende dat dit rendement voor een vermogensbezitter haalbaar was. Met ingang van 2017 geldt een ander systeem, omdat inmiddels was gebleken dat het veronderstelde rendement van 4% niet zonder meer haalbaar is. In de nieuwe systematiek worden voor spaargeld en voor het overige vermogen jaarlijks gemiddelde rendementscijfer vastgesteld. Deze gemiddelde rendementen zijn gebaseerd op gegevens van voorgaande jaren. De wet veronderstelt een bepaalde verdeling van het vermogen over spaargeld en andere beleggingen. Deze verdeling is afhankelijk van de omvang van het totale vermogen in box 3. De wet kent drie verschillende vermogensmixen. Kleine vermogens worden verondersteld voor 2/3 te bestaan uit spaargeld en voor 1/3 uit overig vermogen. In de tweede vermogensschijf veronderstelt de wetgever dat het spaardeel 21% bedraagt en het overige vermogen 79%. Voor de derde vermogensschijf is de verdeling 100% overig vermogen en 0% spaargeld.

Over de belastingheffing in box 3 worden al jaren procedures gevoerd. Het aantal ingediende bezwaarschriften is jaarlijks dermate groot, dat de staatssecretaris van Financiën de bezwaren aanmerkt als massaal bezwaar. Over de rechtsvragen van de massaalbezwaarprocedure worden enkele procedures gevoerd. De uitkomsten daarvan gelden voor alle bezwaarschriften die onder het massaal bezwaar vallen. In een van deze procedures over het jaar 2017 heeft de Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad conclusie genomen.

De A-G vindt dat de wettelijke vermogensmix in strijd is met het recht op ongestoord bezit van eigendom en met het gelijkheidsbeginsel. De wettelijke regeling houdt geen rekening met de eigen keuze van een belastingplichtige voor de belegging van zijn vermogen. Het verband tussen de heffingsgrondslag en het inkomen van de individuele belastingplichtige ontbreekt, aldus de A-G. Daarom volgt de heffing niet uit de grondslag van de belastingwet. De A-G is voorts van mening dat de vaststelling van de heffingsgrondslag voorzienbaar en onvermijdelijk discriminerend is. De doelmatigheidsvoordelen, die de staat geniet door de voorgeschreven vermogensmix, rechtvaardigen de ernstige schendingen van verdragsrechten van de burgers niet.

De A-G is van mening dat de rechter moet voorzien in het hierdoor ontstane rechtstekort. Dat kan door de wettelijke vermogensmix niet toe te passen. Voor het overige kan de regeling volgens de A-G wel worden toegepast. Het werkelijke aanwezige spaargeld en overige vermogen moet worden belast op basis van het in de wet voor beide soorten vermogen afzonderlijk vastgestelde rendement.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR20211019, 21/01243 | 31-10-2021

Het laatste nieuws

Rente op terugbetaalde gouden handdruk aftrekbaar

11 december 2025

Een werknemer moet na jarenlange procedures zijn gouden handdruk van € 750.000 terugbetalen, plus €

Lees meer

Premie en bijdrageloon Zorgverzekeringswet 2026

11 december 2025

De minister van VWS heeft het bijdrageloon en het bijdrage-inkomen voor de Zorgverzekeringswet voor het

Lees meer

Wel of geen btw bij kortstondig verhuren voor verkoop?

11 december 2025

Bij overdracht van een onderneming of een zelfstandig deel daarvan hoeft geen btw te worden berekend.

Lees meer

Betaal voorlopige aanslag 2026 pas ná de dagtekening

11 december 2025

In december 2025 verzendt de Belastingdienst al aanslagen over 2026. Deze hebben een dagtekening in

Lees meer