Correctie te hoge rente eigenwoningschuld aan schoonouders

De inkomsten uit eigen woning bestaan uit het eigenwoningforfait, verminderd met de rente die wordt

Lees meer

Correctie te hoge rente eigenwoningschuld aan schoonouders

20 augustus 2020

De inkomsten uit eigen woning bestaan uit het eigenwoningforfait, verminderd met de rente die wordt betaald op de eigenwoningschuld. Fiscale partners kunnen de inkomsten uit de eigen woning onderling verdelen in iedere gewenste verhouding, mits bij beide partners gezamenlijk het totale bedrag van de inkomsten wordt aangegeven. 

Een belastingplichtige financierde zijn woning met een lening van zijn ouders. De lening had een looptijd van 30 jaar. De rente bedroeg 9% per jaar voor een periode van 15 jaar. Voor de lening waren geen zekerheden gesteld. Ten tijde van het afsluiten van de geldlening was een rente van 3% gebruikelijk voor een hypothecaire lening met een rentevaste periode van 15 jaar. Het ontbreken van zekerheid rechtvaardigt in het algemeen een hogere rente, ter compensatie van het risico dat de geldverstrekker loopt. De Belastingdienst corrigeerde de aangifte van de partner van de belastingplichtige, nadat de aanslag aan de belastingplichtige zelf was opgelegd conform de ingediende aangifte.

De rechtbank was van oordeel dat het risico dat de belastingplichtige de geldlening niet zou kunnen terugbetalen niet groot was. Daardoor was er geen reden voor een aanmerkelijk hogere rente dan gebruikelijk. Volgens de rechtbank hebben de ouders de geldlening onder de overeengekomen voorwaarden verstrekt vanwege de familierelatie. De inspecteur heeft, rekening houdend met het ontbreken van zekerheid, de rente op 4,5% gesteld als zijnde een zakelijk verantwoorde rente. De rechtbank vond dat een redelijk percentage. Omdat de aanslag van iedere partner afzonderlijk wordt vastgesteld, hoefde de Belastingdienst bij het vaststellen van de aanslag van de partner geen rekening te houden met het feit dat de aanslag van de belastingplichtige zonder correcties was vastgesteld.

In hoger beroep heeft Hof Den Haag zich bij het oordeel van de rechtbank aangesloten. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de belanghebbende ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20201111, 19/04204 | 20-08-2020

Het laatste nieuws

Voorlopige bedragen kinderopvang 2024

8 juni 2023

De ministerraad heeft ingestemd met een voorstel van de minister van SZW om de vergoeding voor de kosten

Lees meer

Wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 ingediend

8 juni 2023

Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 ingediend. Het wetsvoorstel beoogt een

Lees meer

Geen laag tarief erfbelasting voor ex-partner

8 juni 2023

Voor de erfbelasting zijn twee ongehuwde personen elkaars partner als zij in de zes maanden voorafgaand

Lees meer

Modernisering concurrentiebeding aangekondigd

8 juni 2023

De minister van SZW heeft in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat zij het concurrentiebeding wil

Lees meer