Wetsvoorstel aanpassing AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd

In het pensioenakkoord is afgesproken dat de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd minder snel stijgen

Lees meer

Wetsvoorstel aanpassing AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd

16 juli 2020

In het pensioenakkoord is afgesproken dat de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd minder snel stijgen dan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. In plaats van een 1 op 1-koppeling komt er een 2/3-koppeling. Dit betekent dat voor ieder jaar levenswinst acht maanden langer moet worden doorgewerkt. Nu het pensioenakkoord is geaccepteerd door de achterban van de werknemersorganisaties heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer waarin de aanpassing van de koppeling van de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting is verwerkt.

De koppeling is in de wet verwerkt in de vorm van een formule. Deze formule luidt als volgt:

V = 2/3 * (L – 20,64) – (P – 67)

V is de verhoging van de AOW-leeftijd ten opzichte van de AOW-leeftijd in het voorafgaande jaar. Als V groter of gelijk is aan 0,25 gaat de AOW-leeftijd in het aanpassingsjaar met drie maanden omhoog. Als V kleiner is dan 0,25 blijft de AOW-leeftijd in het aanpassingsjaar gelijk.

2/3 is de coëfficiënt die ervoor zorgt dat de toename van levensverwachting voor twee-derde meetelt in een stijging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

L is de geraamde gemiddelde resterende levensverwachting op de 65-jarige verjaardag in het aanpassingsjaar en 20,64 is de door het CBS voor 2019 geraamde resterende levensverwachting op de 65e verjaardag voor het jaar 2024.

P is de geldende AOW-leeftijd in het voorafgaande jaar.

67 is de geldende AOW-leeftijd in jaren in 2024.

Het jaar 2025 vormt een overgangsjaar. Voor dit overgangsjaar is in het wetsvoorstel vastgelegd dat de AOW-leeftijd 67 jaar bedraagt en de aanvangsleeftijd voor de AOW-verzekering 17 jaar.

De formele nieuwe koppeling van de AOW-leeftijd aan de resterende levensverwachting geldt derhalve vanaf het jaar 2026.

De pensioenrichtleeftijd is de in de belastingwetgeving opgenomen pensioenleeftijd. De pensioenrichtleeftijd is een rekengrootheid voor de bepaling van het maximaal op te bouwen pensioen in dienstbetrekking. Sinds 1 januari 2015 is de pensioenrichtleeftijd gekoppeld aan de ontwikkeling van de gemiddelde resterende levensverwachting. Jaarlijks wordt bepaald in hoeverre de ontwikkeling van de levensverwachting leidt tot een verdere verhoging van de pensioenrichtleeftijd. Deze aanpassing vindt plaats in stappen van één jaar. Een verhoging van de pensioenrichtleeftijd wordt ten minste één jaar van tevoren bekendgemaakt. Sinds 2018 is de pensioenrichtleeftijd 68 jaar. Dat blijft zo totdat deze op basis van de 2/3-koppeling aan de resterende levensverwachting moet worden verhoogd. De stapgrootte van de verhoging van de pensioenrichtleeftijd blijft één jaar.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | wetsvoorstel | 16-07-2020

Het laatste nieuws

Geen bouwdepot maar spaarrekening

17 oktober 2024

Hof Den Bosch heeft in een procedure over een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2017 geoordeeld

Lees meer

Minimumloon per 1 januari 2025

17 oktober 2024

De minister van SZW heeft het minimumuurloon per 1 januari 2025 vastgesteld op € 14,06. Het

Lees meer

Bedrijfsopvolgingsregeling niet van toepassing

17 oktober 2024

Een echtpaar schonk hun dochter een deel van de onderneming. De dochter claimde de vrijstelling van

Lees meer

Hoge Raad vernietigt boetebeschikkingen: opzet bij niet aangeven gebruikelijk loon onvoldoende bewezen

17 oktober 2024

Een recent arrest van de Hoge Raad ging over de vraag of de Belastingdienst terecht navorderingsaanslagen

Lees meer