Inschrijving brp alleen is onvoldoende voor medebewonerschap huurtoeslag

Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs geoordeeld dat er een onbalans is tussen de letter van de wet en

Lees meer

Inschrijving brp alleen is onvoldoende voor medebewonerschap huurtoeslag

20 november 2025

Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs geoordeeld dat er een onbalans is tussen de letter van de wet en het doel ervan. Volgens de wet is het recht op huurtoeslag en de hoogte daarvan afhankelijk van de draagkracht van de huurder, diens partner en de medebewoners. Een medebewoner is volgens de wet een persoon die in de basisregistratie personen (brp) staat ingeschreven op hetzelfde adres. Volgens de rechtbank is onterecht rekening gehouden met het inkomen van twee kinderen die enige tijd bij hun vader stonden ingeschreven, maar daar feitelijk nooit hebben gewoond.

Een man woont in een huurwoning waarvoor hij huurtoeslag ontvangt. De man heeft vijf kinderen, waarvan er twee uit huis zijn. Zij staan echter wel ingeschreven op het adres van de man in de basisregistratie personen (brp). De huurtoeslag is vastgesteld op basis van het gezamenlijk toetsingsinkomen van de man, zijn uitwonende dochter en zoon en het inkomen van twee thuiswonende kinderen. Hierdoor moet de man een groot bedrag aan huurtoeslag terugbetalen. De man is het daar niet mee eens en maakt bezwaar. In zijn bezwaar stelt hij dat zijn dochter en zijn zoon nooit op het genoemde adres hebben gewoond. Deze twee kinderen gebruikten het adres alleen als postadres.

De rechter oordeelt dat de dochter en zoon strikt genomen aangemerkt kunnen worden als medebewoner. Zij staan in de brp immers ingeschreven op het adres van de man. Dat neemt niet weg dat bij toepassing van de wettelijke bepalingen onder omstandigheden sprake kan zijn van een onbalans tussen de letter van de bepalingen en het daarmee te bereiken doel, namelijk het vaststellen van de werkelijke draagkracht van de man. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in dit geval sprake. Op de zitting zijn de dochter en zoon onder ede gehoord. Hieruit komt naar voren dat zij in het betreffende jaar niet op het adres van de man hebben gewoond. Het is ook niet aannemelijk geworden dat zij op enig moment iets hebben bijgedragen aan de door de man verschuldigde huur van de woning. De rechtbank oordeelt dat de inkomens van de dochter en de zoon niet meegenomen hoeven te worden bij de vaststelling van het toetsingsinkomen van de man.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:12098 | 26-08-2025

Het laatste nieuws

Schenkbelasting terug na terugstorten tweede jubeltonschenking

20 november 2025

Een zoon ontvangt in 2014 en 2018 twee schenkingen van zijn ouders voor zijn eigen woning. Beide partijen

Lees meer

Inschrijving brp alleen is onvoldoende voor medebewonerschap huurtoeslag

20 november 2025

Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs geoordeeld dat er een onbalans is tussen de letter van de wet en

Lees meer

Loon op loonlijst is belast, ook zonder uitbetaling

20 november 2025

Een vader helpt zijn zoon met de opstart van diens bv. Hij staat op de loonlijst en de bv houdt

Lees meer

AOW-leeftijd blijft 67 jaar en drie maanden in 2031

13 november 2025

In de Algemene Ouderdomswet (AOW) is de jaarlijkse vaststelling geregeld van de AOW-gerechtigde leeftijd

Lees meer