80-jarige niet te oud voor ondernemerschap

De civielrechtelijke vorm van een overeenkomst is doorgaans bepalend voor de fiscale behandeling. Onder

Lees meer

80-jarige niet te oud voor ondernemerschap

13 februari 2019

De civielrechtelijke vorm van een overeenkomst is doorgaans bepalend voor de fiscale behandeling. Onder omstandigheden kan worden afgeweken van de civielrechtelijke vorm, bijvoorbeeld wanneer in een overeenkomst een andere voorstelling van zaken wordt gegeven dan de werkelijke gang van zaken.

Een landbouwer staakte in 2000 op 69-jarige leeftijd zijn onderneming. De grond ging naar het privévermogen en werd verpacht aan de dochter en schoonzoon van de landbouwer, die de onderneming voortzetten. In 2012 ging de voormalige landbouwer op 80-jarige leeftijd met zijn dochter en schoonzoon een maatschap aan, waarin het landbouwbedrijf voor gezamenlijke rekening en risico werd geëxploiteerd. De pachtovereenkomst werd beëindigd en vader bracht het economische belang bij de landbouwgrond in. Civielrechtelijk was sprake van een maatschap, met alle daaraan verbonden rechten en verplichtingen. De voorwaarden waaronder de maatschap was opgericht waren zakelijk. Hoewel vader voldeed aan de eisen die de Wet IB 2001 stelt aan het ondernemerschap, bestreed de inspecteur het realiteitsgehalte van de maatschap. Volgens de inspecteur was het aangaan van de maatschap gericht op het behalen van een incidenteel fiscaal voordeel door gebruik te maken van ondernemersfaciliteiten op het gebied van de schenk- en erfbelasting.

De rechtbank was van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het aangaan van de maatschap en de inbreng van het gebruik en genot van de onroerende zaken niet stroken met de werkelijke bedoeling van de maten. Dat betekent dat zich niet de situatie voordeed dat de maten in werkelijkheid andere rechtshandelingen zijn aangegaan dan zij in de maatschapsovereenkomst hebben gepresenteerd. De mogelijkheid dat vader in de toekomst gebruik zal maken van bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- of erfbelasting maakt niet dat de wil was gericht op het behalen van incidenteel fiscaal voordeel. Deze faciliteiten zijn onlosmakelijk verbonden met het fiscaal ondernemerschap voor de inkomstenbelasting.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNNE2019421, LEE 17/1334 | 13-02-2019

Het laatste nieuws

Zakelijk gebruik woning: documenteer tijdig en grondig

8 mei 2025

Voor vermogensetikettering is de wil van de belastingplichtige leidend, tenzij de grenzen der

Lees meer

Registratie in postsysteem is geen bewijs voor tijdige verzending

8 mei 2025

Een eigenaresse van een woning klaagt de gemeente aan. Zij beweert dat de gemeente onvoldoende snel heeft

Lees meer

Wie stelt moet bewijzen, ook na afloop van de bewaarplicht

8 mei 2025

In het belastingrecht geldt doorgaans dat de inspecteur de bewijslast draagt voor het vaststellen van

Lees meer

Geen opgewekt vertrouwen door volgen aangifte in latere jaren

8 mei 2025

Bij een beheer- en exploitatiemaatschappij, die zich bezighoudt met de exploitatie van onroerende zaken,

Lees meer