Vrijgesteld inkomen heeft geen invloed op algemene heffingskorting

De algemene heffingskorting vermindert het bedrag aan te betalen inkomstenbelasting. Iedere

Lees meer

Vrijgesteld inkomen heeft geen invloed op algemene heffingskorting

27 maart 2019

De algemene heffingskorting vermindert het bedrag aan te betalen inkomstenbelasting. Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting, met dien verstande dat deze heffingskorting daalt naarmate het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) hoger is.

De vraag in een procedure bij de Hoge Raad is of vrijgesteld inkomen, dat iemand verdient bij een instelling van de Europese Unie, tot gevolg heeft dat de algemene heffingskorting wordt verlaagd.

Hof Den Haag was van oordeel dat een vermindering van de algemene heffingskorting in strijd is met het EU-recht, omdat het EU-salaris daardoor indirect wordt belast. Dat de algemene heffingskorting rekening houdt met de draagkracht van een belastingplichtige vindt het hof geen rechtvaardigingsgrond vormen. De staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof.  

De algemene heffingskorting kan worden gekwalificeerd als onderdeel van het tarief of als een belastingvoordeel, dat afhankelijk is van de hoogte van het inkomen. In het eerste geval wordt het vrijgestelde salaris indirect belast, doordat het tarief hoger wordt als rekening wordt gehouden met het vrijgestelde salaris. In het tweede geval geldt de hoogte van het inkomen op niet-discriminerende wijze zowel voor personeelsleden van de EU als voor iedere andere belastingplichtige.

De Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad meent dat verlaging van de algemene heffingskorting door rekening te houden met het vrijgestelde EU-salaris in strijd is met het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de EU. Op grond van de wetsgeschiedenis meent de A-G dat de algemene heffingskorting deel uitmaakt van de berekening van de belastingdruk in de inkomstenbelasting als algemene draagkrachtheffing. Het vrijgestelde Europese inkomen mag daarbij geen rol mag spelen. Daarnaast merkt de A-G op dat de Europeesrechtelijk vrijgestelde inkomsten geen deel uitmaken van het belastbaar inkomen uit werk en woning en dus niet kunnen leiden tot vermindering van de algemene heffingskorting.

De conclusie van de A-G is dat het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond dient te worden verklaard. Mocht de Hoge Raad anders oordelen, dan zou de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU moeten stellen.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR2019216, 18/03217 | 27-03-2019

Het laatste nieuws

Geen bouwdepot maar spaarrekening

17 oktober 2024

Hof Den Bosch heeft in een procedure over een aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2017 geoordeeld

Lees meer

Minimumloon per 1 januari 2025

17 oktober 2024

De minister van SZW heeft het minimumuurloon per 1 januari 2025 vastgesteld op € 14,06. Het

Lees meer

Bedrijfsopvolgingsregeling niet van toepassing

17 oktober 2024

Een echtpaar schonk hun dochter een deel van de onderneming. De dochter claimde de vrijstelling van

Lees meer

Hoge Raad vernietigt boetebeschikkingen: opzet bij niet aangeven gebruikelijk loon onvoldoende bewezen

17 oktober 2024

Een recent arrest van de Hoge Raad ging over de vraag of de Belastingdienst terecht navorderingsaanslagen

Lees meer