Fictieve dienstbetrekking

Werknemer voor de loonbelasting is de natuurlijke persoon, die tot een inhoudingsplichtige in

Lees meer

Fictieve dienstbetrekking

29 augustus 2019

Werknemer voor de loonbelasting is de natuurlijke persoon, die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat. Er is sprake van een dienstbetrekking als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. er bestaat een gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer;
  2. de werknemer is verplicht tot het persoonlijk verrichten van arbeid gedurende zekere tijd; en
  3. de werkgever is verplicht om loon te betalen aan de werknemer.

In een procedure over een naheffingsaanslag loonheffingen bestreed een bv het bestaan van een dienstbetrekking met een ingehuurde persoon. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een gezagsverhouding. De ingehuurde persoon had de vrijheid om de dagelijkse leiding en het dienstverleningsproces van de bv naar eigen inzicht in te richten en uit te voeren. De dga van de bv hield zich niet bezig met de dagelijkse leiding van de onderneming en had daarvan ook geen verstand. De ingehuurde persoon had bijzondere kennis op het gebied van de ondernemingsactiviteiten. Daarom ontbrak de voor een dienstbetrekking vereiste gezagsverhouding.

Wel was sprake van een fictieve dienstbetrekking. De vereisten daarvoor zijn dat een natuurlijke persoon op doorgaans ten minste twee dagen per week gedurende een periode langer dan een maand persoonlijk arbeid verricht. Het bruto-inkomen per week moet daarbij ten minste 2/5 maal het minimumloon bedragen. Aan die vereisten was voldaan. De rechtbank merkte op dat het niet nodig is dat de fictieve werknemer zich heeft verbonden tot het persoonlijk verrichten van arbeid. De feitelijke situatie is bepalend.

Volgens de wet is er geen sprake van een fictieve dienstbetrekking als de arbeid is verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep. Deze uitzondering deed zich hier niet voor. Naar het oordeel van de rechtbank was er onvoldoende bewijs voor ondernemerschap van de ingehuurde persoon. Deze had slechts één opdrachtgever en liep geen debiteurenrisico.

Bron: Hof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20192217, BK-18/00839 tot en met BK-18/00841 | 29-08-2019

Het laatste nieuws

Onherroepelijke aanslag blokkeert wijziging fiscale partnerkeuzes

17 juli 2025

Het overlijden van een fiscaal partner roept vaak vragen op over eerdere belastingaangiften, zo ook in

Lees meer

Gelijk loon, gelijk fout: hoe de Belastingdienst dga’s op één hoop gooit

17 juli 2025

De kennisgroep loonheffingen van de Belastingdienst publiceerde onlangs een standpunt waarin zij aangeeft

Lees meer

Geen lagere aanslag, lager rendement niet aannemelijk gemaakt

17 juli 2025

Een vrouw doet aangifte inkomstenbelasting. De Belastingdienst legt een aanslag op conform deze aangifte.

Lees meer

Geen invorderingsrente bij eigen vergissing afstandsverkopen

17 juli 2025

Wanneer is ten onrechte betaalde btw ‘in strijd met het Unierecht geheven’? Een Nederlandse webshop stelt

Lees meer