Aangaan huwelijksgemeenschap geen schenking

De Hoge Raad heeft in een arrest uit 1959 geoordeeld dat zich bij het aangaan van een algehele

Lees meer

Aangaan huwelijksgemeenschap geen schenking

20 mei 2021

De Hoge Raad heeft in een arrest uit 1959 geoordeeld dat zich bij het aangaan van een algehele gemeenschap van goederen tussen gehuwden geen schenking voordoet. Dat betekent dat geen schenkbelasting verschuldigd is. In het arrest overwoog de Hoge Raad dat de ‘bevoordeelde’ echtgenoot de huwelijksgemeenschap niet eenzijdig kan beëindigen en dat hij zolang de huwelijksgemeenschap bestaat niet kan beschikken over het voordeel dat de boedelmenging voor hem meebrengt als een hem afzonderlijk toekomend vermogensbestanddeel. Het resultaat van de vermogensverschuivingen tussen echtgenoten kan pas bij het einde van de huwelijksgemeenschap worden vastgesteld.

Door in de Successiewet te verwijzen naar het Burgerlijk Wetboek heeft de wetgever bewerkstelligd dat van een belastbare schenking alleen sprake kan zijn als de inspecteur aannemelijk kan maken dat op het door hem gestelde moment het vermogen van de begunstigde tot een op dat moment bepaalbaar bedrag is bevoordeeld doordat een ander dat voordeel vanuit diens vermogen heeft afgestaan.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is geen sprake van een schenking in het geval van een huwelijksgemeenschap die slechts één vermogensbestanddeel omvat. De huwelijksgemeenschap betrof een gezamenlijke bankrekening, waarop een van de echtgenoten een bedrag van € 10 miljoen heeft gestort. Door de huwelijksgemeenschap hadden de echtgenoten gezamenlijk een vordering op de bank voor het gehele saldo van de bankrekening. Dat saldo kon gedurende het bestaan van de huwelijksgemeenschap wijzigen. Onder verwijzing naar het arrest uit 1959 oordeelde het hof dat de “bevoordeelde” echtgenoot op het moment van ontstaan van de huwelijksgemeenschap niet kon beschikken over de helft van het toen aanwezige saldo alsof het een aan deze echtgenoot afzonderlijk toebehorend vermogensbestanddeel betrof.

Het oordeel van het hof dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich bij het ontstaan van de huwelijksgemeenschap een schenking heeft voorgedaan geeft volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën is ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021708, 20/00171 | 06-05-2021

Het laatste nieuws

Pakketbezorger parkeert niet, maar stopt voor onmiddellijk laden en lossen

24 oktober 2024

Gemeenten kunnen parkeerbelasting heffen. De Gemeentewet verstaat onder parkeren het gedurende een

Lees meer

Gebruikelijkloonregeling van toepassing

24 oktober 2024

Op grond van de wet op de loonbelasting dient een bv voor een aanmerkelijk belanghouder, die

Lees meer

Akkoord vroegpensioenregeling

24 oktober 2024

Werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en het kabinet hebben een akkoord bereikt over een

Lees meer

Vermogensgrens zorgtoeslag 2025

24 oktober 2024

De minister van VWS heeft de bedragen van de vermogenstoets voor de zorgtoeslag voor 2025 vastgesteld.

Lees meer